Beknopte levensloop Henri Matisse
Henri Matisse werd op 31 december 1869 geboren. Hij groeide op in het Noord-Franse Bohanin-en-Vermandois. Zijn vader komt uit een weversfamilie en is zelf graanhandelaar. Zijn moeder heeft een eigen zaak, ze verkoopt muurverf en beschildert porselein. Na de middelbare school gaat Matisse naar Parijs. Daar studeert hij rechten waarna hij gaat werken bij het Openbaar Ministerie. Als hij in 1890 een blindedarmoperatie ondergaat waarvan hij moeizaam hersteld, geeft zijn moeder hem een schetsboek met kleurpotloden. Henri kopieert prenten en raakt gefascineerd door kleur en kleurgebruik. Na deze ziekteperiode, ruilt hij zijn rechtelijke loopbaan in voor de kunst.
Terug naar Parijs
In 1892 gaat hij terug naar Parijs en schrijft zich daar in voor een cursus aan de Académie Julian. Hij leert in deze periode veel kunstenaars kennen zoals Vincent van Gogh, Russel, Gauguin, Cézanne, Pissaro en Picasso. Zoals Van Gogh in Arles werd getroffen door de sprankelende kleurenpracht, zo ervaart Matisse tijdens zijn bezoek aan Corsica de zuidelijke, heldere kleuren, die we in veel van zijn werk zien.
Naast het schilderen, interesseert Matisse zich steeds meer voor het beeldhouwen. Aan het begin van de 20ste eeuw maakt hij zijn eerste sculpturen. Vrij snel daarna worden deze al tentoon gesteld. Ook in de schilderkunst blijft hij steeds op zoek naar nieuwe technieken. Hij experimenteert met het pointillisme maar ervaart deze werkwijze uiteindelijk toch als een beperking. In 1905 stopt hij ermee en zoekt verder.
Fauvisme
Met vriend en college André Derain (1180-1954) verblijft en werkt Matisse in 1905 in het Zuid-Franse Collioure. De jonge kunstenaars worden dronken van de heldere kleuren en experimenteren met nieuwe schildertechnieken en afwijkend kleurgebruik. Derain en Matisse schilderen elkaar in een bont kleurenpalet. Als ze hun werk samen met De Vlaminck bij terugkeer in Parijs (1905) in Salon d’ Automne laten zien, is de kunstwereld gechoqueerd. Een van de aanwezige kunstcritici, Louis Vauxcelles verwoord zijn ervaring als: Donatello tussen de wilde beesten (Donatello au milieu des fauves). Hun nieuwe schilderstijl heet voortaan: het Fauvisme.
In het Fauvisme worden de mens, de dingen en het landschap niet langer natuurgetrouw weer gegeven. Fauvisten schilderen met vlakken in heldere, vrolijke en felle, nauwelijks gemengde kleuren. Je zou kunnen zeggen dat de schilders het vlak als het ware versieren. Decoraties zijn een vaak terugkerend motief bij Matisse. Hij combineert dit met nieuwe kleuren en vormen. Het Fauvisme is geen lange adem toebedeeld, in 1908 is deze stijl al weer voorbij. In de korte bloeitijd heeft Matisse wel zijn naam als kunstenaar gemaakt. Matisse blijft zijn hele leven op zoek naar de harmonie tussen vorm en kleur. Hij noemt dat het leunstoel- of oase moment. Hij streeft naar een evenwichtige, zuivere, rustgevende kunst …. Een verzachting, een kalmerend middel voor de geest, iets wat lijkt op een comfortabele leunstoel. Waarin de toeschouwer kan uitrusten van zijn vermoeienissen (Maurice Rummens, 2014).
Académie Matisse
Nu zijn naam is gevestigd, geeft Matisse zelf ook les in zijn eigen Académie Matisse in Montparnasse in Parijs. In de periode 1906 en 1917 creëert hij een groot deel van zijn bekendste werken zoals Danse (1910) de Baadster (1909), serie ‘Naakt aan zee’ en ‘Stilleven met mand met sinaasappels (1912). In de zomer woont en werkt Matisse in Parijs, in de winter zoekt hij inspiratie in warmere oorden. Marokko is een van zijn favoriete bestemmingen. Marokko was voor hem de betovering van het licht. Net als Van Gogh zag hij zichzelf als een man van het Noorden, geboren in ander licht. In Marokko (1911-1912) en later in Italië (1907-1925-1931), Amerika (1929-1930) en in de stille Zuidzee in Tahiti (1930) ontdekt Matisse een totaal andere lichtervaring. In Tahiti komt daar ook de ervaring van het onderwaterleven bij. Het effect van het zonlicht op het leven onder de waterspiegel maakt op hem een onuitwisbare indruk. Het zijn vooral deze bijzondere herinneringen die Matisse later steeds weer zal gebruiken om nieuwe werken te creëren. Zijn herinneringen vormen zijn rijkste schatkamer en inspiratiebron. Daarnaast verzamelt Matisse intensief stoffen en kleden, die hij bewaart in een verkleedkist.
Tekenstudies
Om zijn schilder- en ontwerpkunst te verbeteren gaf Matisse zichzelf steeds tekenopdrachten. De personificaties van de Nacht en de Dageraad, op grafmonument van Giuliano en Lorenzo de’ Medici van Michelangelo, zijn daarvan bekende voorbeelden. Tijdens zijn verblijf in Marokko maakt hij kennis met de oriëntaalse odalisken, liggende, luierende vrouwenfiguren of musicerende schonen. In de jaren twintig van de vorige eeuw schildert hij een serie odalisken. Picasso zegt na de dood van zijn vriend Matisse dat Matisse de odalisken aan hem heeft nagelaten en maakt daarop een eerbetoon voor Matisse onder de titel ‘Vrouwelijk naakt voor tuin’ (1956).
Collages op de muren van het appartement van Matisse in Vence
Knipsels & collages
Naast beeldhouwer en schilder is Matisse voor mij de kunstenaar van de knipsel-collages. Zijn eerste knipsels verwerkt hij in een kostuum voor het Ballet Russes. Matisse ontwerpt hiervoor het rouwklagerskostuum, een ruim vallende witte vilten jas met daarop zwarte driehoekige ‘tranen’. De knipsels dienen als decoratie en vormen nog geen kunstwerk op zich. Na de Tweede Wereldoorlog in 1947 richt Matisse zich steeds meer op het knippen. Veel mensen denken dat Matisse op latere leeftijd is gaan knippen omdat hij geen penseel meer vast kon houden. Dit klopt niet. Matisse blijft zich zelf ontwikkelen en zoekt steeds nieuwe uitingsvormen. Het ontwikkelen van de knipselkunst is een nieuwe stroming in zijn oeuvre. Hij experimenteert met verschillende soorten scharen en zijn assistenten beschilderen voor hem het papier. Een knipsel is meestal niet één vorm maar een mozaïek van kleine papiervlakjes die samen de basis voor een grotere collage vormen. Bekende knipsels zijn Oceanië, de Lucht en de Zee (1946), kerstnacht (1952) en Blauw naakt met groene kousen (1952) en natuurlijk De parkiet en de zeemeermin (1952-1953).
Kapel van Vence
Alle kunstvormen die Matisse beheerst, komen samen in de Rozenkranskapel in het Zuid-Franse Vence. Alles in dit kleine godshuis is door Matisse bedacht en ontworpen. Van het altaar tot de glas-in-loodramen, van de kazuifels (priester kleden) tot de kandelaars, van het kelkdoekje tot de buidelzak en van het kruisbeeld tot het grote tegelplateau met de staties uit het leven van Christus. Matisse was zelf niet gelovig maar deze opdracht inspireerde hem sterk. Zijn rechter hand in dit project was de jonge non Jacques-Marie. Deze dame had Matisse in 1941 in dienst genomen als zijn privé nachtzuster, toen nog onder haar meisjes naam Monique Bourgeois. Ondanks de verwachtingen van de medische wereld dat dood voor Matisse naderende (1941), knapte hij op en ging door met zijn artistieke leven. Toen Monique later als non Jacques Marie in een kloosterorde in Vence haar intrede deed, zorgde zij er voor dat Matisse de sobere kapel wat op zou vrolijken. Dit resulteerde uiteindelijk in een volledig nieuwe kapel.
Oase van Matisse
Ook als tachtigjarige kunstenaar blijft Matisse actief. In de laatste levensjaren kan hij bijna niet meer naar buiten. Hij put dan uit zijn grote geheugen en creëert in zijn appartement zijn eigen tuin. Hij omgeeft zich met echte en geknipte planten, met bloemen en vogels.
“Ik heb voor mezelf een kleine tuin om me heen gemaakt, waarin ik kan wandelen”, aldus Matisse
Deze oase schept hij op de muren van zijn appartement. Later wordt het ontwerp door zijn assistenten, onder zijn supervisie, op doek overgebracht. Het Stedelijk Museum in Amsterdam is de eigenaar van een van de beroemdste werken van Matisse: De parkiet en de zeemeermin (1952-1953). Als Matisse in 1954 op 84-jarige leeftijd overlijdt, laat hij ons een ongekend ruim en inspirerend kunstoeuvre na.
© tekst Wilma Lankhorst
© foto’s met dank aan Stedelijk Museum © Succession H. Matisse c/o Pictoright Amsterdam 2014